Brieven
In de Republiek werden de posttarieven meestal plaatselijk door de vroedschap van de betreffende stad vastgesteld. Het port werd met rood krijt op de brieven genoteerd.
In 1752, het jaar waarin de Hollandse Statenpost werd opgericht, verscheen een publicatie met de tarieven die de postmeesters in 1749 hanteerden, de Generale port-lyst van de Posteryen van de provincie van Holland en Westvriesland (GPL 1749). In onderstaande lijst zijn de tarieven voor brieven komende uit Zwolle opgenomen, ontleend aan deze publicatie en aan verschillende portlijsten (PL), waaronder de op 30 juli 1763 verschenen Lijst der Brief-Porten met de Zeeuwse Land-Post (PZL 1763).
De tarieven voor brieven uit Zwolle waren als volgt:
Gefrankeerd tot |
Stuiver |
's-winters |
Winter-maanden |
Bron |
|
Amsterdam |
3 |
GPL 1749 |
|||
Bergen op Zoom |
Utrecht |
6 |
PL 1776 |
||
Den Bosch |
Utrecht |
4 |
PL 1769 |
||
Brielle |
8 |
GPL 1749 |
|||
Delfshaven |
7 |
GPL 1749 |
|||
Delft |
6 |
GPL 1749 |
|||
Dordrecht |
Utrecht |
3 |
4 |
dec. - febr. |
GPL 1749 |
Eindhoven |
9 |
PL 1795 |
|||
Gorinchem |
4 |
GPL 1749 |
|||
Gouda |
Utrecht |
2 |
GPL 1749 |
||
Den Haag |
6 |
GPL 1749 |
|||
Haarlem |
5 |
GPL 1749 |
|||
Hellevoetsluis |
8 |
GPL 1749 |
|||
Leeuwarden |
2 |
PL 1663 |
|||
Leiden |
Amsterdam |
2 |
PL 1735 |
||
Leiden |
Utrecht |
2 |
PL 1735 |
||
Leiden |
5 |
GPL 1749 |
|||
Leiden |
Utrecht |
2 |
3 |
dec. - febr |
GPL 1749 |
Maassluis |
8 |
GPL 1749 |
|||
Middelburg |
6 |
7 |
nov. - febr. |
PZL 1763 |
|
Middelburg |
Utrecht |
6 |
7 |
nov. - febr. |
PZL 1763 |
Rotterdam |
6 |
GPL 1749 |
|||
Utrecht |
3 |
||||
Veere |
7 |
8 |
nov. - febr. |
GPL 1749 |
|
Venlo |
Utrecht |
4 |
PL 1748 |
||
Vlaardingen |
7 |
GPL 1749 |
|||
Vlissingen |
6 |
7 |
nov. - febr. |
GPL 1749 |
Soms werd de plaatsnaam op de achterzijde genoteerd, het zogenaamde burineren, zodat de postmeester in de plaats van aankomst het juiste tarief kon bepalen.
Brief van Zwolle naar Leiden, 16 augustus 1777. Op de achterzijde is met rood krijt geschreven "Zwol". Door de geadresseerde te betalen port: 5 stuiver.
Was het port van een brief deels vooruitbetaald, dan werd er Franco en de betreffende plaatsnaam op de brief genoteerd. Voor brieven naar het zuidwesten was dat voor Zwolle vaak tot entrepostekantoor Utrecht. Dit was de uitwisselplaats van post voor postritten in verschillende richtingen. Het entrepostekantoor was gevestigd buiten de Wittevrouwenpoort van Utrecht.
Brief van Zwolle naar Aardenburg in Zeeland, 5 juli 1797 met stempel ZWOLL. Linksonder staat genoteerd: Franco Utrecht. De rode diagonale streep betekent vooruitbetaald. Door de geadresseerde te betalen port: tarief Utrecht - Middelburg: 6 stuiver + Middelburg - Aardenhout: 2 stuiver, totaal 8 stuiver. Links van de 6 lijkt een stempel te staan, mogelijk van Middelburg.
Brief van Zwolle naar Breda, 25 februari 1806. Linksonder staat genoteerd: F(ranco) Utrecht. Het port is dus tot Utrecht vooruitbetaald. Port van Utrecht naar Breda: 4 stuiver, betaald door de afzender. Met EP in rood wordt Entrepostekantoor Utrecht aangeduid.
In 1806 werd de broer van de Franse Keizer, Lodewijk Napoleon, Koning van het Koninkrijk Holland. Tijdens zijn bewind zijn op 1 juli 1807 de eerste uniforme posttarieven naar afstand en gewicht bij wet ingevoerd (Wet op de Brievenporten van 17 april 1807; besluit van de DG van 26 mei 1807 inzake uitstel invoerdatum van 1 mei naar 1 juli):
Port voor binnenlandse brieven in de eerste gewichtsklasse, over een afstand van: 0 tot 6 uur gaans: 2 stuiver (10 cent) 20 tot 35 uur gaans: 5 stuiver (25 cent) De afstand werd gemeten over de werkelijk te begane weg van postkantoor tot postkantoor. De maximale afstand in de Nederlanden was 70 uur gaans. 1 uur gaans is 5,5556 km *). |
*) "Een uur gaans, gerekend op omtrent 1474 2/3 Rijnlandsche Roeden, welke een gezond, frisch en welgewassen voetganger in een uur tijds, zonder zich boven mate te vermoeijen, kan afleggen, bedraagt 5555,555 Metres" (Koninklijke Almanak voor den Jare 1809, zie ook De Postzak 184, 1996).
Portlijst van Zwolle in stuiver, ingaande 1 juli 1807.
Volgens de Wet op de Brievenporten van 17 april 1807, artikel 5 werden brieven en pakketten van bepaalde instanties aan Raden der Gemeenten of Magistraten slechts belast tegen het tarief voor de eerste gewichtsklasse. Dit moest worden aangegeven met een lakzegel of cachet.
Brief van Zwolle naar Hardenberg, 9 november 1811 van de Advocaat Fiscaal der Belastingen in het Departement der Monden van de IJssel. Deze genoot vanaf 1 april 1811 portvrijdom, zie hierna. Volgens de regels van 1807 plaatste hij zijn lakzegel op de achterzijde van de brief, maar die regel was vanaf 1 april 1811 afgeschaft: Hij had zijn handtekening en functie moeten vermelden. Op de voorzijde is het tarief "O" (nihil) geschreven en "met ƒ 3-6-10 2/3 voor den armen" (3 gulden 6 stuiver 10 2/3e penningen). Voor geldzendingen golden overigens afzonderlijke regels.
In 1810 wordt Koning Lodewijk Napoleon afgezet en werd ons land ingelijfd bij het Keizerrijk Frankrijk. Zwolle wordt de hoofdstad van het 120ste departement "Bouches de l'Issel" (Monden van de IJssel).
Op 1 april 1811 wordt de Franse Instruction Générale sur les Services des Postes van 1810 (Algemeene instructie voor den dienst der brieven posteryen) van kracht. De Franse tarieven worden daardoor van toepassing, met een andere afstands- en gewichtsprogressie. Het port moest nu aangeduid worden met zwarte inkt:
Franse tarieven voor de eerste gewichtsklasse, over een afstand van: 0 tot 50 km: 2 décimes 300 tot 400 km: 6 décimes De afstand werd volgens de kortste weg gemeten. Het port voor brieven van de eerste gewichtsklasse met een bestemming binnen de stad was 1 décime en binnen het arrondissement 2 décimes. |
Brief van Zwolle naar Breda, 4 november 1811. Tarief 1e gewichtsklasse, tussen 100-200 km: 4 décimes = 4 stuiver. Stempel 120 / ZWOLLE.
Deze stad was toen hoofdstad van het 120ste departement van het Keizerrijk Frankrijk.
.
Door het van kracht worden van de Instruction Générale werd in ons land op 1 april 1811 portvrijdom voor bepaald overheidspersoneel ingevoerd. Om zijn post gratis te verzenden moest betrokkene zijn functie en naam linksonder op de brief noteren. Het recht om te waarmerken voor portvrijdom was afhankelijk van de functie en mogelijk het werkterrein (ressort). Hogere autoriteiten, ambtenaren en militairen mochten hierbij van een stempel gebruikmaken, de griffe.
Brief van Zwolle naar Hasselt, 21 mei 1812 met stempel 120 / ZWOLLE. Linksonder afzenderstempel SOUS PREFECTURE DE ZWOLLE / BOUCHES DE L'ISSEL met de Franse adelaar. Voor post van de politie gold portvrijdom. Handgeschreven "Le sous-Prefet de l' arrondt de Zwolle, E. de Carnini".
Brief van Zwolle naar Staphorst, 2 mei 1811 met stempel 120 / ZWOLLE. De préfet genoot portvrijdom. In plaats van zijn handgeschreven naam en functie werd op de voorzijde het cursieve stempel "Préfet Dépt. des Bouches de l' Issel" (een z.g. griffe) geplaatst.
Opgave van zieke militairen, verzonden van Zwolle naar Straatsburg, Frankrijk, 1 augustus 1811. Stempel 120 / ZWOLLE en ovaal griffestempel COMMISSAIRE DES GUERRES met handtekening. Geschreven "Service Militaire". Voor bepaalde militaire post van het Franse leger gold portvrijdom. In Parijs werd de "Franchise contraseign" gecontroleerd, ter bevestiging werd op deze brief een controlestempel in rood afgedrukt (le paraphe).
Na het vertrek van de Fransen eind 1813 bleven de Franse tarieven van kracht tot 1 februari 1815. Echter Circulaire 16 bepaalde dat vanaf 1 april 1814 voor de taxering van brieven en administratief gerekend moest worden met Nederlands geld. Daar de Franse décime in waarde gelijk was gesteld met de Hollandse stuiver had dit geen invloed op de bedragen die we op de brieven zien.
Op 1 februari 1815 worden de Franse tarieven vervangen door de oude Nederlandse tabellen van 1807, echter is de eerste gewichtsklasse nu tot 1 lood of 15 gram (brieven naar het buitenland: t/m 15 gram); 1 tot 1½ lood of 15 tot 22½ gram: 1½ x port; vervolgens per ½ lood of 7½ gram meer ½ x port extra, steeds afgerond naar boven in hele stuivers.
1 pond was 32 lood, 1 lood dus 15,625 gram, maar postaal werd gerekend met 15 gram (KB 22-12-1814; Circulaire 42 van 9-1-1815).
Doordat over de te begane weg werd gemeten kon het tarief naar een bepaalde plaats af en toe wijzigen, namelijk indien de postroute daarheen werd verlegd.
Veel Franse postambtenaren waren gevlucht. Nieuwe Nederladnse ambtenaren moesten inwerken. Dat leidde in de beginfase tot fouten, zoals bij onderstaande brief.
Brief van Zwolle naar Den Haag, 22 december 1813 met stempel ZWOLLE, verzonden na het vertrek van de Fransen. Het departementnummer 120 is uit het stempel gehaald. De Franse posttarieven golden nog wel. Port voor een afstand van 100 tot 200 km, tot 6 gram: 4 stuiver. Het port werd op de voorzijde genoteerd maar daarna weer doorgehaald. Er hoefde niets te worden geïnd omdat de geadresseerde portvrijdom genoot.
In 1818 komen er nieuwe portlijsten gebaseerd op nieuw vastgestelde afstanden in uren gaans, gemeten over de werkelijk te begane afstand van postkantoor tot postkantoor, dit om de afstandmeting in de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden (België) te standaardiseren (Circulaire 117 van 18-5-1818). Elk postkantoor kreeg een tabel van het port naar alle postkantoren in Nederland voor de eerste gewichtsklasse.
Op 1 januari 1821 wordt de Franse term "gram" verlaten en wordt het gewicht voortaan aangeduid in "wigtjes". 1 wigtje = 1 gram. In 1870 wordt het weer "gram".
De gewichtsprogressie wordt vanaf 1821: tot 16 wigtjes 1 x port, van 16 tot 24 wigtjes 1½ x port, van 24 tot 32 wigtjes 2 x port en voor elke 8 wigtjes meer ½ x port (Circulaire 156 van 18-12-1920).
Brief van Zwolle naar Den Haag, 21 augustus 1825 met stempel ZWOLLE. Vanaf 1 februari 1815 golden de Nederlandse posttarieven weer. Te betalen port door de geadresseerde nu 5 stuiver, voor een afstand van 20 tot 35 uur gaans (111 tot 194 km), vanaf 1821 is de eerste gewichtsklasse tot een gewicht van 16 wigtjes.
Vanaf 1827 zijn de portaanduidingen niet meer in stuiver maar in cent. Op 1 januari 1817 was de cent ingevoerd als wettig betaalmiddel, maar pas in 1827 voor de posttarieven.
Deze laatste tarieven bleven gelden tot 1 september 1850.
Portlijst van Zwolle in centen, 1827. België hoorde toen nog tot ons Koninkrijk.
Op 1 september 1850 werd het tarief voor een brief tot 15 wigtjes (gram) bij een afstand tot en met 30 km 5 cent, boven 30 tot 100 km 10 cent en daarboven 15 cent. De afstand wordt nu in de rechte lijn (vogelvlucht) gemeten van het midden van de plaats van het postkantoor van verzending naar het midden van de plaats met het postkantoor van aankomst (Wet van 12-4-1850 Stb 15).
De gewichtsprogressie werd: van 15 tot 30 wigtjes 2 x port, 30 tot 50 wigtjes 3 x port, 50 tot 100 wigtjes 4 x port.
Per 1 september 1855 werd de afstandsgrens van 100 km afgeschaft. Boven de 30 km werd het tarief toen 10 cent.
De gewichtsprogressie werd: van 15 tot 50 wigtjes 2 x port, 50 tot 100 wigtjes 3 x port, 100 tot 250 wigtjes 4 x port.
Portlijst van Zwolle, 1850
Brief van Zwolle naar Den Haag, 24 april 1867, gefrankeerd met 5 cent emissie 1864 in paar (plaat II posities 64-65) gestempeld FRANCO in kastje. Proefstempel ZWOLLE Ø 20 mm in rood. Tarief voor brieven tot 15 wigtjes, afstand boven 30 km: 10 cent.
De brief is gericht aan de bekende Zwollenaar Jan Rudolph Thorbecke, voorzitter van de Grondwetscommissie in 1848 en daarmee de grondlegger van de Nederlandse parlementaire democratie.
De tarieven voor brieven van 1 juli 1807 tot 1 januari 1871 in schema:
afstand in uren gaans = 5,5556 km, tarief in stuiver |
|||||||
lood |
0 - 6 |
6 - 12 |
12 - 20 |
20 - 35 |
20 - 35 |
35 - 70 |
|
01-07-1807 |
0 - 3 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
afstand in km, tarief in décimes = stuiver |
|||||||
gram |
0 - 50 |
50 - 100 |
100 - 200 |
200 - 300 |
300 - 400 |
400 - 500 |
|
01-04-1811 |
0 - 6 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
6 - 8 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
|
8 t/m 10 |
3 |
5 |
6 |
8 |
9 |
11 |
|
11 - 15 |
4 |
6 |
8 |
10 |
12 |
14 |
|
15 - 20 |
5 |
8 |
10 |
13 |
15 |
18 |
|
afstand in uren gaans, tarief in stuiver
|
|||||||
gram |
0 - 6 |
6 - 12 |
12 - 20 |
20 - 35 |
20 - 35 |
35 - 70 |
|
01-02-1815 |
0 - 15 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
wigtje |
0 - 6 |
6 - 12 |
12 - 20 |
20 - 35 |
20 - 35 |
35 - 70 |
|
01-01-1821 |
0 - 16 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
afstand in uren gaans, tarief in cent |
|||||||
wigtje |
0 - 6 |
6 - 12 |
12 - 20 |
20 - 35 |
20 - 35 |
35 - 70 |
|
01-01-1827 |
0 - 16 |
10 |
15 |
20 |
25 |
30 |
35 |
afstand in km, tarief in cent |
|||||||
wigtje |
0 - 30 |
30 - 100 |
> 100 |
|
|||
01-09-1850 |
0 - 15 |
5 |
10 |
15 |
|||
01-09-1855 |
0 - 15 |
5 |
10 |
10 |
Militair tarief
In de Instruction Générale van 1810, die in ons land op 1 april 1811 in voege trad, werd in de artikelen 181-186 bepaald dat het tarief voor enkelvoudige, dus in de het laagste gewichtsklasse vallende brieven, tot 6 gram, aan (dus niet van) militairen in actieve dienst, "onder de vaandels", op land of op zee dienende, ongeacht de afstand maximaal 15 centimes ofwel 1½ stuiver bedroeg. Volgens Keizerlijk decreet van 9 februari 1810, nr 37 gold dit alleen voor onderofficieren en soldaten, dus beneden de rang van officier.
Op 1 april 1814 werd dit tarief voor brieven tot 6 gram, ongeacht de afstand 2 stuiver, echter alleen voor brieven aan onderofficieren en soldaten in Nederland (Circulaire 16). In 1829 werd bevestigd dat het verlaagde tarief ook voor de zeemacht gold maar niet voor aangetekende brieven (Circulaire 220). Op 1 februari 1815 werd de eerste gewichtsklasse van 0 tot 15 gram, per 1 januari 1821 van 0 tot 16 gram of wigtje. Op 1 januari 1827 werden de tarieven uitgedrukt in cent, waardoor het militair tarief dus 10 cent werd.
Van 1 september 1850 tot en met 31 december 1870 was het tarief voor brieven naar militairen beneden de rang van officier tot 15 wigtjes (gram) 5 cent (art. 10 Postwet 1850). Na 1870 gold dit verlaagde tarief nog wel voor brieven uit Nederland naar militairen beneden de rang van officier in Nederlands-Indië.
Brief van Hasselt (naamstempel achterzijde) via postkantoor Zwolle (franco-halfrondstempel ZWOLLE) naar Den Haag, 25 mei 1854, gefrankeerd met 5 cent emissie 1852. Het tarief voor een gewone brief was tot 15 wigtjes 15 cent, maar deze is naar een onderofficier verstuurd. Daarom was het tarief maar 5 cent.
Er zijn 16 eerste emissiebrieven bekend gefrankeerd met dit tarief.
De tarieven voor brieven aan militairen beneden de rang van officier van 1 april 1811 tot 1 januari 1871 in schema:
gram |
centime |
|
01-04-1811 |
0 - 6 |
15 |
gram |
stuiver |
|
01-04-1814 |
0 - 6 |
2 |
01-02-1815 |
0 - 15 |
2 |
wigtje |
stuiver |
|
01-01-1821 |
0 - 16 |
2 |
wigtje |
cent |
|
01-01-1827 |
0 - 16 |
10 |
01-09-1850 |
0 - 15 |
5 |
Drukwerk en kranten
Met de invoering van de Wet op de Brievenporten van 17 april 1807 konden vanaf 1 juli 1807 proeven van gedrukte stukken, catalogussen en nota's van verkopingen volgens een andere gewichtsprogressie worden verzonden: tot 6 lood: 2 stuiver, van 6 tot 12 lood: 4 stuiver, van 12 tot 18 lood: 6 stuiver, van 18 tot 24 lood: 8 stuiver en vervolgens voor elke 4 lood of twee ons meer: 2 stuiver.
Proeven en papieren, die aldus werden verzonden, mochten niet in een envelop zitten maar uitsluitend van twee kruiselings over elkaar geslagen banden papier zijn voorzien (een kruisband) en het opschrift moeten dragen: Proeven, catalogussen of nota's van verkoping.
Voor kranten e.d. gold het tarief: tot 16 lood: 2 stuiver, 16 lood tot 1 pond: 4 stuiver en vervolgens voor elk pond meer: 2 stuiver.
Op 1 april 1811 werd de Franse Instruction Générale sur les Services des Postes van 1810 (Algemeene instructie voor den dienst der brieven posteryen) van kracht. Het tarief voor de verzending van kranten werd: 4 centimes voor ieder blad en voor ieder half blad 2 centimes. Voor ingenaaide boeken en prospectussen, onder kruisband verzonden: voor ieder blad 5 centimes, voor ieder half blad de helft en voor ieder kwart blad ¼e van dit port. Onder blad wordt hier verstaan het nog ongevouwen vel bedrukt papier zoals het van de drukpers komt.
De Posterijen mochten geen kranten verzenden waarvoor geen toestemming was verleend door de Préfect. De stukken dienden onder kruisband te worden verzonden en aangeboden aan het postrkantoor. In de brievenbus gevonden drukwerk en kranten werden als gewone brieven getaxeerd. Alle gedrukte stukken, met uitzondering van wetenschappelijke bladen die maar eenmaal per maand uitkomen en tenminste twee bedrukte bladen omvatten en ingenaaide boeken zijn aan het zegelrecht onderhevig. Ongezegelde stukken werden als onbestelbaar (rebut) beschouwd.
Na het vertrek van de Fransen werd het tarief voor drukwerk en kranten volgens Circulaire 16 ingaande 1 april 1814 voor ieder vel: 4 duiten (= ½ stuiver; vanaf 1827 gerekend in centen: 2½ cent).
In Circulaire 403 van 3 oktober 1849 werd de aandacht gevestigd op het misbruiken van het lagere tarief voor drukwerk voor poststukken die de inhoud van een gewone brief bevatten. Bijvoorbeeld door het gebruik van drukletters of het opzettelijk drukken van de brief of het op een drukwerk gebruiken van geheim, onzichtbaar schrift dat door toeval zichtbaar wordt. In zulke gevallen is het gewone briefport verschuldigd. Het lagere tarief is alleen van toepassing op kranten, berichten, marktbrieven en circulaires, die gedrukt zijn om in een zeker aantal tegelijkertijd te worden verzonden.
Het tarief voor drukwerk was van 1-9-1850 tot 1-1-1871
voor papier tot 8 vierkante palmen (een zogenaamd kwart vel ofwel 8 dm²): ½ cent, voor papier van 8 tot 15 palmen: 1 cent, van 15 tot 30 palmen 2 cent en voor elke 15 palmen meer: 1 cent. Het minimumtarief per poststuk was echter 1 cent. Het tarief voor kranten bedroeg 1 cent per pagina, onverschillig de grootte. Het port moest vooruit worden betaald. Ongefrankeerde stukken werden tegen het gewone briefport belast (Wet van 12-4-1850 Stb 15).
Drukwerk verzonden van Zwolle naar Woerden, 14 oktober 1865 met klein model franco-halfrondstempel ZWOLLE, 18 mm breed. De afzender betaalde het port voor 1/8ste vel zijnde het minimumtarief ad 1 cent.
Aantekenrecht
Hoewel het aangetekend verzenden van brieven al veel eerder gebeurde, wordt pas tijdens de inlijving van ons land bij het Franse Keizerrijk, bij de invoering van de Instruction Générale op 1 april 1811, het aantekenen formeel geregeld. Hiervoor moest het dubbele port worden betaald.
Vanaf 1846 wordt voor het aantekenen een vast tarief van 10 cent gerekend, ongeacht het gewicht of de plaats van bestemming (Circulaire 357). Het aantekenrecht moest door de afzender worden betaald en werd op de achterzijde van de brief genoteerd. Indien de brief geheel vooruitbetaald werd verzonden, werd het aantekenrecht en het port afzonderlijk op de achterzijde genoteerd, onder elkaar en met een streep ertussen. Door een brief aangetekend te verzenden kreeg de afzender ingeval de brief verloren ging een vaste vergoeding, ongeacht de waarde van de inhoud.
Stempel AANGEETEKEND in kastje. op een aangetekende brief van Zwolle naar Groningen, 10 juni 1862 met datumstempel ZWOLLE / 10/6 / 12-5 / 62, Ø 25 mm in rood. Te betalen brieftarief door de geadresseerde: 10 cent, genoteerd op de voorzijde. Aantekenrecht vanaf 1846: 10 cent, betaald door de afzender., genoteerd op de achterzijde.
Laatst bijgewerkt op
15.09.2023 10:23
uur.
Copyright © 2019 -
G.L. van Welie FRPSL
Secretaris van de Nederlandse Academie voor Filatelie
Representative of the Royal Philatelic Society London for the Netherlands
Niets uit deze website mag worden gekopieerd, verspreid en/of gepubliceerd zonder schriftelijke toestemming van de auteur..
Heeft u aanvullingen of opmerkingen?